Trifolii
Hij fladderde een tijdje door de kamer voordat hij op haar computerscherm landde. Hij botste een aantal keer tegen het glas aan voordat hij na een paar seconden tot rust kwam. Het wezen deed haar vermoeide ogen toe als een indicatie van haar eigen gemoedstoestand: zonder centrum en onderworpen aan willekeurige invloeden. Nee, dat was het niet. Ze was zich eigenlijk niet bewust van de vergelijking van het gedrag van de mot met haar eigen constante verstrooidheid. Ze was pas twaalf, niet obsessief bezig met het construeren van haar omgeving als metafoor voor wie ze was of hoe ze zich voelde. Haar brein was zich niet bewust van zijn eigen onderontwikkeling (beter gezegd, een onderontwikkeling van de frontale hersenkwab), en het was zich zeker niet bewust van zijn omgeving als een fijnzinnige manier om te reflecteren op zijn eigen functionele fouten.
Het aangezicht van de mot had haar desalniettemin geïnspireerd om haar scherm te pauzeren. Hij zag er bijna doorschijnend uit tegen het bevroren beeld van Maze Runner 2: The Scorch Trails, de felle gloed van haar scherm sijpelde door zijn broze lichaam. Ze drukte haar ogen dicht en bedekte ze met haar handpalmen. Haar handen waren koud. Een raam stond open en de temperatuur in the ruimte lag lager dan comfortabel was om passief een film te kijken in korte mouwen. Trek een trui aan, dacht ze bij zichzelf, maar ze bleef bewegingsloos zitten voor langer dan een minuut, haar handpalmen tegen haar gezicht gedrukt. Toen ze eindelijk haar handen van haar gezicht haalde, was haar zicht onscherp van de lichte druk die ze had uitgeoefend op haar ogen. Voor een paar seconden scheidde een discrete, vloeibare laag haar van de zacht omrande wereld die haar slaapkamer was. De mot had zich niet bewogen.
Ooit, toen ze kleiner was, had ze met haar handen er een vermorzeld. De mot was letterlijk tot stof verkruimeld, alsof het een goochelaarstruc was, iets wat nooit echt geleefd had. Ze stelde zich voor dat een tovenaar zich verstopt had achter haar bed, en kleine beestjes van stof naar voren toverde die zich daarachter verscholen hadden. Het was een stom beeld, maar het had het effect van een nachtmerrie. Wanneer ze zich consenteerde, kon ze zijn gespannen fluisteringen horen, nauwelijks hoorbaar door het geluid van haar computers koelingssysteem. Onverstaanbaar, geheimzinnige woorden verspreidden zich door de kamer. Als ze door zou gaan met fantaseren, wist ze dat ze gegrepen zou worden door een irrationele angst en alle mogelijkheid om zich te bewegen verliezen. Ze was al in een bijna uitgetelde staat; alleen al het reiken naar de trui die over de rug van de stoel een meter verder leek een onmogelijke taak. Niet eens de basisbehoefte naar warmte was voldoende reden om tot fysieke actie te leiden.
Bij bewustzijn maar onbeweeglijk, alsof ze eveneens onder de betovering stond van de hurkende tovenaar in de schaduw, maar die ondertussen al zijn interesse verloren had en zich focuste op andere dingen. De kleinste beweging kon ervoor zorgen dat ze tot stof verging. Met haar vinger raakte ze de mots vleugels aan en voelde een kleine tinteling, bijna zoals elektriciteit, toen hij in beweging kwam. De mot vloog weg voor een moment, enkel om terug te keren op ongeveer dezelfde plek. Ondertussen had ze op de spatiebalk gedrukt. Het verhaal ging verder met afspelen, over achtervolgde kinderen in hoodies in een verlaten wereld, met hondsdolle zombies en kwaadwillende organisaties in de achtervolging, en van binnenin kwam ze tot rust.
– Stian Gabrielsen
Saman Kamyab woont en werkt in Oslo en Brussel. Hij studeerde aan de Bergen National Academy of Arts en het Piet Zwart Institute of Fine Art, Rotterdam. Hij exposeerde reeds in diverse instellingen, onder andere in Malmö Konsthall; Exile Gallery, Berlijn; Landings Projects, Vestfossen, Noorwegen.
Met de steun van Office for Contemporary Art Norway
WIELS Project Room
16.04 – 24.04.2016
Dinsdag – zondag, 14:00 – 18:00
Vernissage: 15.04.2016, 18:00 – 21:00